De koekoeksbloem wordt tot 90 cm hoog. De ruwbehaarde stengel draagt smalle, lancetvormige blaadjes. De meestal paarse, een enkele maal witte bloemen hebben vijf kroonbladen, die elk onregelmatig vierspletig zijn. De bloeiperiode loopt van mei tot augustus. De plant heeft slechts weinig stengelbladen, waardoor de bloemen meer opvallen.
Het schuim, dat vroeger voor koekoeksspuug werd aangezien, is afkomstig van de schuimcicade ofwel spuugbeestje. Vandaar de naam koekoeksbloem. De plant is een waardplant en geldt als belangrijkste nectarplant voor de eerste generatie van de zilveren maan (dagvlinder – Boloria selene).
De plant komt in heel Europa voor, van Noorwegen tot in de Kaukasus. Haar standplaats bestaat uit natte graslanden, veengebieden en vochtige bossen.
De plant bevat saponine, een zeepachtige, giftige stof.
BRON: Wikipedia (https://nl.wikipedia.org/wiki/Echte_koekoeksbloem)


Waterviolier (Hottonia palustris) is een plant met ondergedoken bladeren die voorkomt in ondiepe wateren. De soort is een indicator voor kwel en verdraagt veel schaduw. Niet vreemd dus dat deze in het Hoosden te vinden is.
De planten van de waterviolier hebben lange wortels die in de onderwaterbodem zijn gegroeid. Ze vormen onderwater een rozet. De bladloze bloeistengel kan 20 – 60 cm lang zijn. Het gedeelte dat boven water uitsteekt, de bloemstelen en de kelk zijn klierachtig behaard. De bloemkroon is bleek lila tot wit, met een dooiergele keel.
Waterviolier komt voor van Midden-Engeland en Zuidwest-Frankrijk, via Midden-Europa tot in Oost-Europa. De plant is een bewoner van voedselarme wateren in laagvlaktes. In Nederland plaatselijk algemeen in het laagveen- en rivierengebied en op de voedselarme zandgronden.
BRON: Wikipedia (https://nl.wikipedia.org/wiki/Waterviolier)

De pinksterbloem (Cardamine pratensis) is een plant uit de kruisbloemenfamilie. De soort is inheems en algemeen in Nederland en België.
De soort kan tot 50 cm hoog worden. De plant heeft een bladrozet. De stengel is hol en rond. De bladeren zijn samengesteld. De stengelbladeren zijn smal en lang. De vrucht is een hauw. Deze zijn bij de pinksterbloem smal en maximaal 5,5 cm lang.
De bloemen groeien in een tros. De kelkbladen zijn onderaan met elkaar vergroeid, de kroonbladen niet. De kroonbladen zijn maximaal 1,8 cm lang en hebben een lila tot roze kleur met paarse aders, ze zijn zelden wit.
De plant bloeit ondanks haar naam met name in de periode vóór Pinksteren. Eind april is meestal het hoogtepunt.
De plant komt voor in graslanden, bossen en in moeras. In een omgeving die heel nat is, heeft ze zich op een bijzondere manier aan dit milieu aangepast. De deelblaadjes zijn dan kortgesteeld en beginnen al, terwijl ze nog aan de plant zitten, worteltjes te vormen. Wanneer ze van de plant afvallen, kunnen ze uitgroeien tot nieuwe planten. Het zaad komt in een dergelijk permanent nat milieu slecht tot ontkieming en op deze wijze kan de soort zich toch nog voortplanten.
In Nederland en België is de soort zeer algemeen, ze komt nog steeds overal voor. Toch is ze sterk achteruitgegaan. Vroeger kleurde ze vele weilanden paars op het hoogtepunt van haar bloei. Tegenwoordig is ze door de intensivering van de landbouw meestal beperkt tot de slootkanten. In het Hoosden zijn meerdere velden met veel Pinksterbloemen te zien in april.
Pinksterbloem werd vroeger gebruikt tegen voorjaarsmoeheid vanwege het hoge gehalte aan vitamine C. Van de soort werd gedacht dat ze voor sommige ziekten een geneeskrachtige werking had.
BRON: Wikipedia (https://nl.wikipedia.org/wiki/Pinksterbloem)